Dagboek Raphaël Waterschoot
(TEXTES
OFFICIELS door mij aangepast na omzetting)
Gesetz- und Verordnungsblatt fur die okkupierten
Gebiete Belgiens
Bulletin officiel des Lois et Arrêtés pour le territoire belge occupé
Wet- en verordeningsblad voor de bezette streken van België
Législation Allemande pour le Territoire Belge Occupé
Textes officiels rédigée par
CHARLES HENRY HUBERICH docteur en droit, ancien professeur de droit a
l’universié Stanford Californie , membre du barreau de la cour supreme des Etats
Unis de L’Amerique, avocat La Haye Paris Berlin Hambourg
ALEXANDER NICOL-SPEYER Docteur en doit, avocat a la cour de cassation des Pays
Bas La Haye
ROTTERDAM SIXIÈME SÉRIE 3 Janvier 1916-31
Mars 1916
(Nos 161-194)
No. 161. — 3. JANUARI 1916. (Nihil).
NUMMER. 162
6. JANUARI 1916
.Met goedkeuring des Heren Generaalsgouverneurs in België heb ik overeenkomstig de verordeningen van 17 Februari en 26 Augustus 1915 het huis Compagnie Juco, Brussel- nord 25127, Voorstadstraat, onder dwangbeheer geplaatst. Tot dwangbeheerder heb ik Mr. rechtsanwalt E. Kleefeld benoemd. Brussel, den 31 December 1915. IV B 254.
Met goedkeuring des Heren Generaalsgouverneurs m België heb ik overeenkomstig de verordeningen van 17 Februari en 26 Augustus 1915 het huis avier Faguer, Brussel, 59 St.-Jansstraat en de gezamenlijke hij- huizen ervan in België onder dwangbeheer geplaatst. Tot dwangbeheerder heb ik Mr. Rechtsanwalt E. Kleefeld henoemd. Brussel, den 31n December 1915. IV B 233.
NUMMER. 163
8. JANUARI 1916.
Verordening betreffend beveiliging van plet- materiaal, plaatijzer, spoorstaven en ander materiaal voor veld- en buurtspoorwegen. Alle pletmateriaal (halffabricaten allerhande, zoals metaalstaven, staafijzer, billettes, platen, enz.), verder ijzer- en staalplaten van meer dan 1 mm. dikte, evenals spoorstaven en ander materiaal voor veld- en buurtspoorwegen worden ter beschikking van den Generaal van het Ingenieur- en Pionierkorps gesteld.
Dienvolgens worden koopverdragen, wegvoeren, afstaan en ander rechtszakelijk beschikken, evenals beschikken onder vorm van dwangbevel zonder zijne toestemming verboden; dit slaat niet op stapels onder 10 ton. Wie de voorschriften dezer Verordening overtreedt, wordt met ten hoogste twee jaar gevangenis en met ten hoogste een boete van vijftigvoud de waarde der dingen, welke het voorwerp van het misdrijf uitmaken,
of met een van beide gestraft. De poging tot de overtreding is strafbaar. Naast de straf kan ook verbeurdverklaring van de waren uitgesproken worden, welke het voorwerp van het misdrijf uitmaken, zonder onderscheid of zij den veroordeelde toebehoren of niet. Tot oordeelvellen zijn de. krijgsrechtbanken bevoegd. Brussel, den 31n December 1915. J. 16055115. 6
NUMMER. 165
13. JANUARI 1916
Verordening betreffend de trapsgewijze opheffing van het moratorium.
Art. 1. De hij Verordening van 17n December 1915
(Wet- en Verordeningblad voor de bezette streken van België nr. 156) bepaalde termijnen voor protestopmaken en andere noodwendige handelingen tot vrijwaring van verhaal, worden voor wissels, die voor den 3n Augustus 1914 getrokken werden en van 31 Juli 1914 tot 31 Januari 1916 inbegrepen binnen het gebied des Generaal-Gouvernement België betaalbaar zijn, tot den afloop van negentien maand en zeven dagen na den vervaldag, echter niet langer dan tot den 8n Augustus 1916 verlengd, zoverre de wissels binnen het gebied van het Generaal-Gouvernement België getrokken werden en het bedrag twee honderd frank te boven gaat. Werden zulke wissels buiten het Generaal-Gouvernement getrokken, of is het bedrag van den wissel twee honderd frank of minder, dan worden de aangeduide termijnen tot den afloop van twee en twintig maand en zeven dagen na den vervaldag, evenwel niet langer dan tot 8n verlengd. Voor den afloop der in lid 1 aangeduide termijnen kan tegen den indossant en de andere aansprakelijke personen betaling niet gevorderd worden. Het protestopmaken is van af de afkondiging dezer Verordening alleen binnen de laatste zeven dagen voor afloop der in lid 1 bepaalde termijnen toegelaten. Betrekkelijk de interesten blijven de tot nu bestaande voorschriften van kracht.
Art. 2. De in het handelswetboek, boek 1, titel 8, art. 53, lid 1 voorziene termijn voor protestopmaken wordt voor alle wissels, die van af In Februari 1916 binnen het gebied van het Generaal-Gouvernement België betaalbaar worden, met vijf dagen verlengd
Art. 3. De in het handelswetboek, hoek I, titel S, art. 56 en 58 voorziene termijnen voor verhaal worden met veertien dagen verlengd. Voor de onder art. 1 vermelde wissels worden deze termijnen van den dag af berekend waarop verhaal toegelaten wordt. 7
Art. 4. De in het handelswetboek, boek 3, titel I, art. 443 voorgeschreven inzending van de lijst der geprotesteerde wissels aan den Voorzitter der handelsrechtbank geschiedt in plaats van binnen de eerste tien dagen der maand volgend op de opmaking van het protest binnen de eerste tien dagen der eerstvolgende maand.
Art. 5. De voorschriften der art. 1-4 zijn op alle andere door endossement overdraagbare papieren insgelijks van toepassing.
Art. 6. Voor de terugbetaling van banktegoed, voor den 3n Augustus 1914 bestaande, gelden volgende bepalingen:
1. De banken zijn verplicht, op banktegoed uitbetalingen van één duizend frank per veertien dagen toe te staan, zoverre niet volgens nr. 2 en 3 van dit artikel hogere uitbetalingen opgelegd worden. Het uitbetalen van bedragen, die op de bepaalde termijnen niet afgehaald werden, kan naderhand niet geëist worden.
2. Tot gelijk welk bedrag kunnen terugbetaling en uit banktegoed te allen tijde geëist worden, zoverre ontwijfelbaar bewezen wordt, dat het uit te betalen bedrag
a) tot het betalen van schulden of vervallende verplichtingen allerhande,
b) tot het aanschaffen van stoffen of waren tot handels-, nijverheids-, land- of bosbouwbedrijf bestemd, dienen moet.
3. De dwangbeheerders hebben het recht, zonder beperking over banktegoed van onder hun bekeer staande ondernemingen te beschikken. Evenzo moeten de beschikkingen der onder toezicht geplaatste ondernemingen over haar banktegoed zonder nageleefd worden, zodra de beschikkingen door de toezichthoudende personen goedgekeurd zijn. Het terugeisen van banktegoed dat van den 3n Augustus ontstaan is, ondergaat geen beperking.
Art. 7. Het besluit van den Koning der Belgen van 18n Augustus 1914 betreffend het uit kracht treden van vernietigingsbedingen (Moniteur Belge, nr. 231 van 19 Aug. 1914) wordt opgeheven. Onbeschadigd zijne bevoegdheid betalingsuitstelleen toe te staan, kan het gerecht, op verzoek des schuldenaars, in zijn vonnis heslissen, dat de bijzondere rechtsgevolgen die, wegens niet-betaling of niet stipte betaling een voor den 4 den Augustus 1914 geboren schuldvordering, volgens wet of verdrag ontstaan zijn of ontstaan, als niet ontstaan zijnde gelden. Het gerecht kan ook heslissen, dat de rechtsgevolgen slechts onder zekere voorwaarden, inzonderheid na den vruchteloze afloop van een uitstel van ten hoogste drie maanden, zullen ontstaan. Zulke beslissing is niet toegelaten indien de rechtsgevolgen reeds op 4 den Augustus ontstaan waren.
Art. 8. De in het Wet- en Verordeningblad voor de bezette streken van België nr. 10 van 7n November 1914, nr. 17 van In December 1914, nr. 109 van 26n Augustus 1915 en nr. 136 van 3n november 1915 afgekondigde Verordeningen van 3n November 1914, 28n November 1914, 12n Augustus 1915 en 29n Oktober 1915 betreffend betalingsverbod ten voordele van Engeland, Frankrijk, Rusland, Finland, het Britse bezettingsgebied in Egypte en de onder Frans Protectoraat staande streken van Marokko blijven van kracht.
Art. 9. Deze Verordening wordt op 1n Februari 1916 van kracht. Zij geldt niet voor het Frans gedeelte van het Generaal-Gouvernement. Brussel,
den 5n Januari 1916
Verordening over het postprotest.
Naast de deurwaarders, die zoals vroeger, krachtens de bestaande wetten daartoe bevoegd blijven, zijn voortaan de beambten van het Duits postbeheer en de terug in dienst getreden beambten van het voormalig Belgisch postbeheer, in de grenzen der volgende bepalingen tot het opnemen van wisselprotesten bevoegd. Van af In Maart 1916 neemt het postbeheer op zich, wanneer hem te dien einde een afgiftebulletin van te protesteren wissels overgelegd wordt, het opmaken van protesten wegens niet-betaling .
het opmaken door de post van protesten wegens niet-betaling blijft uitgesloten:
1. voor wissels bij welke protest voor een hoger bedrag dan eenduizend frank moet opgemaakt worden;
2. voor wissels, die in andere taal dan Duits, Vlaams of Frans opgesteld zijn;
3. voor wissels, bij welke het bedrag in een andere dan Duitse of Belgische munt aangeduid is, in zoverre de trekker uitdrukkelijk op den wissel de betaling in de aangeduide munt bevolen heeft;
4. voor wissels, die met een noodadres of met een ter ereacceptatie voorzien zijn;
5. voor wissels, die bij vertoning van verscheidene exemplaren van dezelfden, of bij vertonen van het oorspronkelijke en van een afschrift te protesteren zijn.
Protesten, met een ander doel dan betaling, worden door de post niet opgemaakt. Alle protesten wegens niet-betaling, die bij verhandeling van een regelmatig afgiftebulletin van te protesteren wissels geëist zijn, worden door de postbeambten opgemaakt. Daartoe worden uitsluitend gebezigd borderellen in Duitse taal met Vlaamse en Franse vertaling, door het postbeheer uitgegeven.
Het postbeheer is verantwoordelijk voor het nakomen der voorgeschreven vormen tot opmaken van het protest, en dit tot het bedrag der som voor dewelke protest moet opgemaakt worden. Voor het overige verwaarborgt het postbeheer, bij alle afgiftebulletins, de vertoning der wissels op gepaste tijd, en hun terug- of verder zending niet, noch het nakomen der bijzondere voorschriften van het wisselrecht. Aanspraak op schadevergoeding tegenover het postbeheer vervalt na afloop van zes maanden, te rekenen van den dag der afgifte van het afgiftebulletin. De opdrachtgever van een afgiftebulletin van te protesteren wissels is verplicht, alle hieruit voortvloeiende kosten en rechten te betalen. Brussel, den 7n Januari 1916
NUMMER. 166a
16. JANUAR 1916.
Verordening betreffend den arbeidsduur in spinnerijen, weverijen enz.
Art. 1. In spinnerijen, weverijen, kousenweverijen en breiwerkfabrieken wordt het spinnen, weven, kousen weven en breien ten hoogste gedurende vierentwintig uur in elke kalenderweek toegelaten. De voorschriften over de beperking van vrouwen en kinderarbeid blijven hier buiten.
Art. 2. De „Verwaltungschef" hij den Generaalgouverneur in België is gemachtigd, uitsonderingen op de bepaling van art 1. lid 1 toegestaan; daarbij mag echter de arbeidsduur binnen Eén maand geen 105 uur te boven gaan. De aanvragen om uitzonderingen moeten vergezeld gaan van een uurrooster, waaruit de aard van den arbeid, de verdeling van den arbeidsduur en het aantal der werklieden voor de tijdruimte, voor welke de uitzondering moet gelden, blijkt.
Art. 3. Nijveraars (houders van een zaak, werkbestuurders enz.) die de beperkende voorschriften op
den arbeidsduur dezer Verordening overtreden, worden met ten hoogste één jaar gevangenis en met ten hoogste twintigduizend mark boete of met één van beide gestraft.
Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. 24
Art. 4. Deze Verordening wordt op 17 n Januari 1916 van kracht.
Brussel, den 16 Januari 1916. C. C. IVB 250116.
NUMMER. 166b
Met toestemming des Heren Generaalsgouverneurs in België heb ik overeenkomstig de Verordening en van 17 n Februari en 26n Augustus 1915 het hulphuis der in Rijsel gevestigde Firma „Société Anonyme des Manufactures de Produits chimiques du Etablissements Kuhlmann te Rieme-Ertvelde, onder dwangbeheer geplaatst en den Heer Dr. E. Lepsius tot dwangbeheerder benoemd. Brussel, den 10en Januari 1916. C. C. IVB 414.
NUMMER. 166c
Verordening tegen het bedreigen der openbare veiligheid. »
Art. 1. Wie binnen het gebied des Generaal-Gouvernement zich schuldig maakt aan voorbedachte brandstichting , met voorbedachten rade overstroming veroorzaakt, met geweld, met wapens of gevaarlijke werktuigen voorzien, een aanval pleegt op of weerstand biedt aan de gewapende macht of aan de vertegenwoordigers der Duitse burgerlijke- of krijgsoverheid wordt met den dood gestraft. Indien er verzachtende omstandigheden bestaan, kan, in plaats van doodstraf, een straf van tien tot twintig jaar dwangarbeid uitgesproken worden.
Art. 2. Wie binnen het gebied des Generaal-Gouvernement:
a) wetens en willens valse geruchten uitstrooit of verspreidt betrekkelijk het getal, marsrichting of zoogezegde overwinningen van den vijand die van aard zijn de burgerlijke- en krijgsoverheden aangaande de door haar te treffen maatregelen te misleiden, of
b) al ware het ook zonder gevolg tot oproer, tot handtastelijke opstand, tot bevrijding van een gevangene of tot andere onder art. 1 voorziene misdaden aanzet of ophitst, of
c) soldaten tot misdaden tegen de dienstgehoorzaamheid of wanbedrijven tegen de krijgstucht en -orde poogt te verleiden, zal, indien de bestaande wetten en Verordeningen geen hogere gevangenisstraffen bepalen, met tot vijf jaar gevangenis gestraft worden.
Art. 3. Bevoegd zijn de Duitse Krijgsrechtbanken. Brussel, den 19 Januari 1916. G. G. III 3071.
NUMMER. 167a
19. JANUAR 1916. Pag. 1517
Verordening betreffend vlas en werk (klodden). /.
Art. 1. Wie stapels bewerkt vlas of werk in bewaring heeft, is verplicht, de op den eersten van elke maand voorhanden hoeveelheden, gescheiden volgens vlas en werk, en onder aangifte van de eigenaars en de stapelplaats, hij de overheid der gemeente (burgemeester) waar de stapelplaats zich bevindt tot den 8n van elke maand aan te geven. De burgemeesters der gemeenten moeten de stapels vlas en werk, die in hun gemeenteomschrijving voorhanden zijn, gescheiden volgens vlas en werk, en onderaangifte van de eigenaars en de stapelplaats hij de burgerlijke commissarissen tot den 5n van elke maand aangeven. De plicht van aangifte slaat niet op ruwe of stengelvlas.
Art. 2. Wie zijne vlas- of werkstapels hij de gemeenteoverheden niet of vals aangeeft, wordt met ten hoogste één jaar gevangenis en met ten hoogste 20.000 (twintig duizend) mark boete of met ene van heide straffen gestraft. Meteen kan de verbeurdverklaring van de stapels uitgesproken worden. Dezelfde straf treft de burgemeesters, die de in hunne gemeenteomschrijving voorhanden stapels vlas en werk, welke hun bekend waren of naar de omstandigheden bekend moesten zijn, hij den burgerlijken commissaris niet of vals aangeven. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. II.
Art. 3. Binnen het gebied des Generaal-Gouvernement worden voor bewerkt vlas en werk volgende
hoogste prijzen vastgesteld:
1. Vlas. 180 frank voor 100 kilo gezwingeld, op gras geroot vlas, 't is gelijk van welke herkomst, van beste hoedanigheid en volkomen zuivere bewerking; 110 tot 170 frank voor 100 kilo van mindere hoedanigheid of slechte bewerking.
2. Werk (klodden). a) 60 tot 80 frank volgens de hoedanigheid voor gezwingeld b) 80 tot 100 „ , „ „ „ zuivernatuur gew. beste c) 105 tot 120 snutjes. gew. beste e
Verkoop van vlas of werk is alleen toegelaten aan: de vlaskantoren Kortrijk en Lokeren, grondstofafdeling te Gent, Gouvernementsstraat 18 of „ tot aankoop gemachtigde Belgische vlasspinnerijen.
Art. 4. Met ten hoogste één jaar gevangenis en ten hoogste 20.000 (twintig duizend) mark boete of met een van beide wordt gestraft: 1. wie de vastgestelde hoogste prijzen te boven gaat 2. wie van iemand anders het sluiten van een verdrag vordert, waardoor de hoogste prijzen overtroffen worden, of wie zich tot zulk verdrag aanbiedt, 3. wie vlas of werk aan andere dan de onder art. 3 aangeduide afnemers verkoopt of van de hand doet, 4. Wie stapels vlas of werk vernietigt of onbruikbaar maakt. Buitendien kan de verbeurdverklaring van het vlas of het werk uitgesproken worden. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. Brussel den 19n Januari 1916.
NUMMER. 167b.
19. JANUAR 1916. 35
Op verhaal van den President van het Burgerlijk
Bestuur te Luik van 2 In 1915 , waarvan de Bestendige Afvaardiging den zelf den dag kennis werd
gegeven, wordt het besluit van 14n December 1915 der Bestendige Afvaardiging te Luik, houdende goedkeuring van het sluiten tot het aangaan een lening van den gemeenteraad te Spa van 16n November 1915 en van het schepencollege te Spa van 18n November 1915, overeenkomstig artikel 89, 116 en 125 der provinciale wet en de Verordening van 3n December 1914 (Wet- en Verordeningblad voor de bezette streken van België, hls. 61), hierbij ongeldig verklaard, daar de Bestendige Afvaardiging met deze goedkeuring hare bevoegdheid is te buiten gegaan. Deze ongeldigheidverklaring zal in het register der besluiten der Bestendige Afvaardiging van Luik in den rand van het ongeldig verklaarde besluit aangetekend worden. Brussel den l9n Januari 1916.
NUMMER. 168a
21. JANUAR 1916. Pag. 1525
Verordening betreffend regeling van de aardappelbevoorrading.
Art. 1. Voor het gebied des Generaal-Gouvernement wordt een „aardappel bevoorradingskantoor" te Brussel opgericht, dat onder den „Verwaltungschef' bij den General gouverneur staat.
Art. 2. H et aardappelbevoorrading kantoor moet voor de verdeling van de aardappelvoorraden ter voeding van de Belgische bevolking zorgen. Het is bevoegd, te dien einde, ook het verbruik van aardappelen te regelen.
Art. 3. Zoverre er binnen een gemeente niet de nodige aardappelen voor de voeding der bevolking
voorhanden zijn, moet de gemeente door bemiddeling van den bevoegden burgerlijken Commissaris de ontbrekende hoeveelheid bij het aardappelbevoorradingskantoor aangeven.
Art. 4. Om het aangegeven tekort te bezorgen (Art. 3), kan het aardappelbevoorradingskantoor bepalen, welke hoeveelheden aardappelen uit de voortbrengstgebieden te betrekken zijn. De gemeenten binnen dit gebied zijn gehouden deze hoeveelheden te bezorgen.
De burgemeester bepaalt hoeveel aardappelen ieder voortbrenger te leveren heeft.
Art. 5. Weigert een voortbrenger ze af te staan, zoo kan de „Kreischef' bevelen, dat de aardappelen tot 20 % onder den geldende hoogste prijs, desnoods met behulp van krijgsmacht, onteigend worden en het eigendom over de aardappelen op de in het bevel aan te duiden gemeente of persoon overgedragen wordt. Het bevel moet den bezitter opleggen, de te onteigenen hoeveelheid binnen een gestelde termijn af te zonderen. Komt hij dezen eis niet na, zoo kan de „Kreischef de afzondering op diens kosten laten doen. Bij het bepalen van de te onteigenen hoeveelheden moet in aanmerking genomen worden wat de voortbrenger tot het voortzetten van zijn bedrijf nodig heeft, inzonderheid aan plantgoed.
Regelt de „Verwaltungschef' de aardappelbevoorrading voor de gemeenten zonder tussenkomst van het aardappelbevoorradingskantoor (Art. 10), zoo zijn, in geval van weigering om aardappelen te leveren, de bepalingen van dit artikel insgelijks van toepassing.
Art. 6. Alle gemeenteoverheden moeten de nodige maatregelen nemen tot het voorzien van de bevolking met aardappelen. Zij hebben vooral te zorgen, dat voldoende hoeveelheden aardappelen voor de voeding der bevolking ter beschikking staan.
Art. 7. De gemeenteoverheden moeten den verkoopprijs voor de van haar betrokken aardappelen, die zij rechtstreeks of door bemiddeling van den handel afstaan, volgens de bepalingen der Verordening van 28n September 1915 (Wet- en Verordeningblad bz. 1090)
vaststellen.
Art. 8. De gemeenteoverheden kunnen in hare omschrijving stapelplaatsen voor het bergen van haren aardappelvoorraad opeisen. Bij gebreke ene overeenkomst stelt de ,,Kreischef" hiervoor de vergoeding vast.
Art. 9. De gemeenten mogen de aardappelvoorraden, die bij de kooplieden voorhanden zijn, overnemen, waarvoor de prijzen overeenkomstig de bepalingen der Verordening van 28n September 1915 berekend moeten worden. Weigeren kooplieden hun voorraden af te
staan, zoo is artikel 5 dienovereenkomstig toepasselijk.
Art. 10. Met de uitvoering van deze Verordening wordt de „Verwaltungschef" belast. Hij kan in 't bijzonder schikkingen nemen omtrent hoedanigheid der te leveren aardappelen, de aanvaarding van vervoerders, hunne vergoeding en het vervoer van de aardappelen. Hij is ook bevoegd, de bevoorrading van gemeenten zonder tussenkomst van het aardappelbevoorradingskantoor te regelen en alle andere naar aanleiding dezer Verordening nodig lijkende maatregelen te treffen om de aardappelbevoorrading mogelijk te maken.
Art. 11. Tot het beslechten van alle geschillen omtrent het leveren van aardappelen (Verordening van 28n September 1915, Wet- en verordeningblad bz. 1090 en onderhavige Verordening) is alleen een scheidsgerecht bevoegd, dat op aanvraag van een belanghebbende door het aardappelbevoorradingskantoor opgeroepen wordt.
leder belanghebbende heeft uit het aantal der hiertoe door het bevoorradingskantoor bij name aan te duiden personen een scheidsrechter te kiezen of het bevoorradingskantoor te verzoeken er een voor hem te kiezen. De uitgekozen scheidsrechters hebben terstond na hunne aanstelling te vergaderen, de feiten vast te stellen en indien zij tot een overeenstemmend oordeel geraken, elke belanghebbende de beslissing, waarin bij voorkomend geval een minderwaarde in cijfers moet
aangegeven zijn, onverwijld te laten toekomen. Worden zij het niet eens, dan wordt een derde scheidsrechter door het aardappelbevoorradingskantoor aangesteld, die alleen beslist, onder voorwaarde echter dat hij zich bij de mening van een van beide scheidsrechters moet
aansluiten. Het scheidsgerecht staat het vrij deskundigen en getuigen te raadplegen.
De art. 1005-1028 van het Belgisch Wetboek van burgerlijke rechtsvordering zijn op dit scheidsgerecht niet van toepassing. Het scheidsgerecht beslist over de kosten der rechtsverhandeling , de partijkosten er inbegrepen, naar eigen goedvinden. De vergoeding voor de leden van het
scheidsgerecht en de deskundigen voor hunne bemoeiing, evenals de vergoeding voor tijdverlies en reiskosten der getuigen wordt door het aardappelbevoorradingskantoor vastgesteld. De uitspraken van het scheidsgerecht zijn zonder beroep. In geval een betwisting tussen de leverende en
de ontvangende gemeente, moet de aanvraag om een
scheidsrechterlijke uitspraak binnen 48 uur na aankomst der aardappelen en zoo nodig telegrafisch ingediend worden.
Art. 12. Overtredingen van de op grond van art. 10 uitgevaardigde voorschriften worden met ten hoogste één jaar hechtenis of gevangenis, of met ten hoogste 10.000 mark. boete gestraft. Beide straffen kunnen te gelijk uitgesproken worden. Buitendien kan de ware verbeurd verklaard worden.
Art. 13. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken.
Art. 14. De Verordening van 28n September 191b blijft, zoverre niet onderhavige Verordening anders beschikt, van kracht. Brussel, den 17n Januari 1916.
NUMMER. 168b
21. JANUAR 1916. Uitvoeringsvoorschriften betreffend de regeling
der aardappelbevoorrading. In uitvoering van art. 2 en 10 der Verordening des Heren Generaalgouverneurs van 17n Januari 1916 betreffend de regeling der aardappelbevoorrading wordt
ter kennis gebracht:
1. Het bevoorraden van de burgerbevolking met aardappelen geschiedt voortaan alleen door bemiddeling van het aardappelbevoorradingskantoor (Kartoffelversorgungsstelle) (K. V. S.) of de gemeenteoverheid. Het aardappelbevoorradingskantoor begint zijne werkzaamheden op In Februari a.s.
2. De gemeenten zijn gehouden in den zin der haar medegedeelde algemeen grondbeginselen de nodige maatregelen tot het regelen van het verbruik te nemen.
3. Bijaldien gemeenten tot het dekken harre behoefte aan aardappelen het vervoer per spoor of schip nodig hebben, moeten zij de hoeveelheid door tussenkomst van den burgerlijken Commissaris hij het aardappelbevoorradingskantoor te Brussel aangeven, dat dan het nodige zal laten doen. De aardappelzendingen per spoor of schip mogen alleen op grond van vrachtbrieven of scheepscognossementen geschieden die de
stempel van den (K. V. S.) dragen.
h) Bijaldien gemeenten hare behoefte aan aardappelen in de eigen gemeente kunnen dekken, zijn zij gehouden, wat zij behoeven, rechtstreeks van de voortbrengers der gemeente te betrekken. Binnen de gemeenten mogen aardappelen per as alleen op grond van geleibrieven van den burgemeester geschieden.
a) Bijaldien gemeenten, wat zij aan aardappelen behoeven uit een naburige gemeente betrekken en per as kunnen aanvoeren, moeten zij, wat zij nodig hebben hij den bevoegden burgerlijken Commissaris aangeven, die de levering door de naburige gemeente bezorgt. Voor de verzendingen van aardappelen uit de naburige gemeenten zijn geleibrieven van den bevoegden burgerlijken Commissaris nodig.
4. Wie na den In Februari 1916 aardappelen zonder de hier voor onder nr, 5a, b en c voorgeschreven
geleibrieven vervoert, ondergaat de straf onder art. 12 der Verordening van 17n Januari 1916 vermeld.
5. Personen, die niet als vervoerders toegelaten zijn, stellen zich bloot aan de onder art. 12 der Verordening van 17n Januari 1916 voorgeschreven straffen, wanneer zij aardappelen vervoeren. Om als vervoerder toegelaten te worden heeft men een schriftelijk bewijs nodig van de burgerlijke Commissarissen bij de „Kreischefs" . Brussel, den 17 n Januari 1916.
NUMMER. 168c
Verordening over het straatverkeer.
Om het treinverkeer op de spoorhanen en het militairverkeer op de steenwegen meer dan tot nu tegen onveiligheid en onderbrekingen te beschermen, vaardig ik volgende Verordening uit:
Art. 1. Het gebruik van gekleurd licht wordt voor voertuigen, die niet op sporen lopen, verboden.
Art. 2. Voor militaire marscolonne en voertuigen moet de straat vrij gemaakt worden.
Art. 3. De voor- of onbedachte overtreding van deze schikkingen wordt met ten hoogste 1.000 mark boete of ten hoogste 3 maand gevangenis gestraft. Wordt door de overtreding een militair nadeel berokkend, zoo stijgt de boete tot ten hoogste 10.000 mark of ten hoogste 1 jaar gevangenis, waarbij nog verbeurdverklaring van het voertuig kan uitgesproken worden. Boete kan ook samen met de gevangenisstraf uitgesproken worden.
Art. 4. Bevoegd om te straffen zijn de Duitse krijgsrechtbanken en krijgsoverheden. Brussel, den 19n Januari 1916.
NUMMER. 168d
C. C. IV. A. 315. De mandaten van de leden van de Bestendige Commissie der maatschappijen van onderlinge bijstand (artikel 32 der wet van 23 Juni 1894), en deze van de leden der Beschermingscomiteiten der werkmanswoningen en der instellingen van vooruitzicht door de
Regering benoemd (artikel 1 der wet van 9 Augustus 1889), welke op 31 December 1915 eindigen, worden tot nader bericht verlengd. Brussel, den 31n December 1915.
NUMMER. 170a.
27. JANUAR 1916. Pag. 1539
Verordening over het aanslaan van wol.
Art. I. Binnen het gebied des Generaal-Gouvernement worden hierbij alle wol (ruwe, gewassen, kamwolf, kamsel, wolafval, wolgaren, kunstwol, evenals mengelingen dezer stoffen met andere), verder alle in den handel zijnde of komende, met voornoemde wol gevulde matrassen, aangeslagen. De beslaglegging omvat verder alle versgeschoren of op andere wijze van het vel gewonnen wol zodra deze geschoren is.
Art. II Elke bezitter is verplicht, de hij hem liggende stapels uiterlijk op 15 Februari 1916 versgeschoren of op andere wijze van het vel gewonnen wol binnen 3 dagen nadat zij beschikbaar is geworden, bij de naaste „Kommandantur" aan te geven en aan de Einkaufsstelle der Kriegswollbedarf - Aktiengesellschaft" te Brussel, Michel- Angelolaan 84, te verkopen.
Art. III. De „Einkaufsstelle der Kriegswollbedarf Aktiengesellschaft" koopt de hij haar aangegeven ware tegen prijzen, volgens soort en hoedanigheid vastgesteld.
Art. IV. Wordt met ten hoogste één jaar gevangenis en met ten hoogste 5000 mark boete of met één van beide gestraft:
a) wie de onder art. II opgelegde aangifte niet, te laat of onjuist doet;
b) wie de onder art. I vermelde waren aan de beslaglegging onttrekt, van de hand doet, ze voor eigen doeleinden bezigt of anderszins benuttigt;
c) wie weigert de onder art. I vermelde waren aan de „Einkaufsstelle der Kriegswollbedarf-Aktiengesellschaft te verkopen; à. wie als houder van schapen niet te gebruikelijker tijde en niet regelmatig scheert, de wol niet regelmatig behandelt of bewaart. Bovendien kunnen de waren, die het voorwerp der overtreding uitmaken, verbeurd verklaard worden.
Art. V. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken en krijgsoverheden. Brussel, den 8n Januari 1916.
NUMMER. 170b.
Verordening over het opnemen van de stapels koffie, thee en cacao.
Art. 1. Op In Februari a.s. wordt, ten einde vast te stellen welke voorraden voor de behoefte der burger- bevolking beschikhaar zijn, een opneming gedaan van de stapels koffie (koffiebonen en mengelingen van koffiebonen) ruw, gebrand en geroost, thee (van den theestruik) en, ruwe gebrand of geroost.
Art. 2. Wie op gezegden In Februari stapels van onder art. 1 opgesomde waren in bewaring heeft, moet die op dien dag hij de gemeenteoverheid in wier gebied zij zich bevinden, aangeven. Stapels, die in vreemde polders, bergplaatsen, scheepsruimen of dergelijk. liggen, moeten door hem die erover beschikken mag aangegeven worden, in geval hij ze onder eigen slot heeft. Is dit niet zoo, dan moet hij ze aangeven, die aan 't hoofd der bergplaatsen staat. De voorraad koffie, thee en cacao, die voor eigen gebruik in het huishouden bestemd is, moet maar aangegeven worden, wanneer er meer dan 10 kilo koffie en cacao of meer dan 25 kilo thee zijn.
Art. 3. Het opnemen der stapels geschiedt per gemeente. De opneming geschiedt door de zorgen der gemeenteoverheden, die hij openbare kennisgeving de voorgeschreven aangifte moeten aankondigen. Bij de opneming moet het aan deze Verordening toegevoegde borderel gebruikt worden. Door de gemeenteoverheden moeten de hij haar binnengekomen aangiften, naast een lijst der aangegeven stapels, uiterlijk op 10 Februari 1916 hij den bevoegden burgerlijken Commissaris, (in het district Maubeuge bij den President van het burgerlijk Bestuur) ingeleverd worden.
Art. 4. Ten einde een nauwkeurige opneming te bekomen, zijn buiten de Duitse krijgs- en burgerlijke
overheden, ook de gemeenteoverheden of de van haar opdrachthebbende personen bevoegd, berg- of bedrijfs of welk andere bewaarplaatsen, waar voorraden der onder art. 1 vermelde waren te vermoeden zijn, te onderzoeken en de boeken van hem die verplicht is aan te geven na te zien.
Art. 5. Wie de opgelegde aangifte niet doet, of onjuiste of onvolledige aangifte doet, wordt met ten hoogste 6 maand gevangenis of met ten hoogste 10.000 mark. boete gestraft. Ook kan verbeurdverklaring der stapels, die niet aangegeven werden, uitgesproken worden.
Art. 6. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. Brussel, den 26 Januari 1916.
NUMMER. 170c.
Opneming van Koffie, Thee- en Cacaostapels op 15 Februari 1916.
Aangifte van (naam)(beroep) te (woonplaats) (straat, nr.).
Op 15 Februari 1916 bevonden zich ten mijnent volgende voorraden: in kilogram.
1) ruwe koffie (koffiebonen)
2) gebrande of gerooste (ook gemalen)
koffie (koffiebonen of mengelingen van koffiebonen)
3) thee (van den theestruik)
4) ruwe cacao
5) gebrande of gerooste cacao
Ik verklaar hierbij, bovenstaande aangifte in alle oprechtheid en te goeder trouw gedaan te hebben. (Plaats) , den 1916.
(Handtekening)
Opmerking: Stapels koffie, thee en cacao, die voor eigen gebruik in het huishouden bestemd zijn, moeten alleen aangegeven worden, wanneer zij hij koffie en cacao meer
dan 10 kilo, bij thee meer dan 25 kilo bedragen.
NUMMER. 170d.
Verordeningen van 30n Juni en 23n Juli 1915 (nr. 5) betreffend den korenoogst 1915 evenals mijner Verordening van 28n Augustus 1915 betreffend koren en meel uit vroegere oogstjaren, heb ik op voorstel der Zentral Ernte Kommission de hoogste prijzen voor den verkoop van gedorst koren, meel, zemelen en brood voorshands als volgt vastgesteld:
Per 100 kilogram
voor tarwe uit stapelplaats of molen geleverd fr. 38.21
Rogge fr. 26,47
ongepelde spelt fr24,10
masteluin fr. 28,69
tarwezemelen uit molen geleverd fr. 22
roggezemelen fr. 18
tarwemeel aan bakkers of gebruikers geleverd fr. 47,68
roggemeel aan bakkers of gebruikers geleverd fr. 38,10
Per kg
tarwebrood aan verbruikers geleverd . fr. 0,42
Deze hoogste prijzen worden van af 1 Februari 1916 van kracht.
Aan de Provincial Ernte Kommissionen wordt de bevoegdheid verleend:
1. den verkoopprijs voor tarwemeel te verlagen en wel in de provincie Antwerpen tot 46.16 fr., Brabant 46.76 fr., Henegouwen 46.29 fr., Limburg 47.13 fr., Namen 45.69 fr. en Luemburg 47.03 fr.;
2. of wel voor de gehele provincie of voor de omschrijving van enkele gemeenten, in dit laatste geval
op verzoek of na raadpleging van de burgemeesters, telkens een lagere hoogste prijs voor tarwebrood, evenals hoogste prijzen voor brood, waarin roggemeel verwerkt wordt, vast te stellen. Voor de verkopen der voortbrengers van tarwe en rogge aan het Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit blijven de in mijne bekendmaking van 10n Augustus 1915 (nr. 4a) vastgestelde hoogste prijzen behouden.
Brussel, den 22n Januari 1916.
Z. E. K. Nr. 1615.
NUMMER. 170e.
27. JANUAR 1916. In uitvoering mijner verordeningen van 30n Juni
en 23n Juli 1915 (nr. 5 en 9) betreffend den korenoogst 1915 en mijner Verordening van 28n Augustus
1915 betreffend koren en meel uit voorgaande oogstjaren, evenals tot wijziging mijner bekendmaking van 9n Oktober 1915,
heb ik, op voorstel der Zentral Ernte Kommission van af In Februari de maalverhouding voor binnenlands zoowel als voor ingevoerd koren op 82 % bepaald. Deze maalverhouding moet derwijze
verstaan worden, dat uit 100 delen koren niet meer dan 82 delen meel mogen gewonnen worden. De vastgestelde maalverhouding geldt ook voor eigen gebruik.
Verantwoordelijk voor het nakomen van de maalverhouding is al wie koren tot meel maalt. Voor koren, dat naar den molen komt om gestampt te worden, moet het gestampt koren in hetzelfde gewicht, als het afleveringsbewijs voor het koren opgeeft, min 5 % maalstof ten hoogste, den molen weer verlaten. Brussel, den 22n Januari 1916.
Hierbij geef ik de toelating tot het verkopen van 75 loten der „Kriegslotterie' van den „Zentralausschuss des Preussischen Landesvereins vom Roten Kreuz' en
hare aankondiging in de pers voor het gebied des General gouvernement. Brussel, den 22n Januari 1916.
Op grond van art 3 der Verordening van 6n November 1915 betreffend het benuttigen van ajuin stel ik voorshands van af 28n Januari a.s. als hoogste prijs voor ajuin vast:
a) in 't groot per 100 kilo verpakking inbegrepen vrij uit stapelplaats . 28 frank
b) in t klein per kilogram 0.37 frank
Brussel, den 23n Januari 1916. C. C. VII 705.
NUMMER. 171
29 januari 1916
Hierbij geef ik de toelating loten des Bayerischen Wehrkraftvereins E. V. (Bayerische Wehrkraft-Geldlotterie)" te verkoopen en daartoe dienende aankondigingen in de pers te brengen binnen het gebied des Generaal-Gouvernement. Brussel, den 22n Januari 1916.
Het afstaan van voeding- en voedermiddelen aan de burgerbevolking uit legervoorraden is over het
algemeen niet toegelaten. Moest er in bijzonder dringende gevallen toch uitzondering nodig blijven, zoo moeten als vergoeding daarvoor de door den Generaalintendant voor het gehele veldleger in
het bijzonder vastgestelde prijzen worden betaald, ook in de gevallen, waarin de prijzen de binnen het gebied des Generaal-Gouvernement vastgestelde hoogste prijzen te boven gaan.
Brussel, den 24n Januari 1916.
NUMMER. 172
Verordening, betreffend het benuttigen van aardappelen tot beroeps- of nijverheidsdoeleinden. Art. 1. Het is verboden aardappelen tot beroeps of nijverheidsdoeleinden te gebruiken. De „Verwaltungschef" bij den Generalgouverneur is gemachtigd uitzonderingen op het verbod toe te
staan.
Art. 2. Overtredingen van deze Verordening worden met ten hoogste één jaar gevangenis of ten
hoogste 10.000 mark boete gestraft. Ook kunnen beide straffen tegelijk uitgesproken worden. Bovendien gaan de verbeurdverklaring van aardappelen uitgesproken worden.
Art. 3. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. Brussel, den 26n Januari 1916.
NUMMER. 173a.
4. FEBRUAR 1916. Pag. 1563
Verordening, betreffend het verzekeren van de bevoorrading der burgerbevolking met aardappelen.
Art. 1. Het is verboden aardappelen aan andere dieren dan zwijnen op te voederen. De dagelijkse hoeveelheid voederaardappelen voor elk gespeend zwijn mag ten hoogste 3 kilo bedragen.
Art. 2. Voor zwijnenvoeder mogen alleen kleine of zieke tot mensenvoeding ongeschikte aardappelen
gebruikt worden.
Art. 3. Op één hektaar mogen niet meer dan 2.000 kilo aardappelen geplant worden.
Art. 4. Overtredingen van bovenstaand bepalingen worden met ten hoogste 1 jaar hechtenis of gevangenis of met ten hoogste 10.000 mark. boete gestraft. Beide straffen kunnen ook tegelijk uitgesproken worden.
Art. 5. Bevoegd zijn de Duitse krijgsrechtbanken. Brussel den 29n Januari 1916.
NUMMER. 173b
Verordening' betreffend de hoogste prijzen voor aardappelen.
Art. 1. In wijziging van art. 1 der Verordening van 28 September 1915 (Wet- en Verordeningblad blz. 1090), is de prijs per 100 kilo inlandsche aardappelen uit den oogst van 1915 bij verkoop door den voortbrenger vastgesteld: bij de soorten op:
Industrie, Bollen, Kruger Magnum bonum (Florenville-Virton) . . . 11 frank
Magnum bonum, Koning Edward . 10 frank „
Roode en blauwe, evenals alle andere soorten 9 frank
Art. 2. De hoogste prijzen (art. 1) zijn voor het hele gebied der Generaal-Gouvernement zonder onderscheid geldig.
Art. 3. De Verordening van 28n September 1915 (Wet- en Verordeningblad blz. 1090) blijft, zoverre deze Verordening of de. Verordening van 17 n Januari 1916 (Wet- en Verordeningblad blz. 1525) geen andere bepalingen bevat, van kracht. Brussel, den 29n Januari 1916.
NUMMER. 174.
6. FEBRUARI 1916.
Krachtens art. 86 en 87 van de provinciewet, worden
de door de provincieraden der Belgische provincies Antwerpen, Brabant, Henegouwen, Limburg, Luik, Luemburg en Namen, in de buitengewone zittingen van 4 en 5 Januari 1916 vastgestelde provinciale begrotingen voor het dienstjaar 1916, met uitzondering der op nieuw in te voeren belastingen slaande ontvangstposten, hierbij goedgekeurd. Het tijdsbestek voor het nemen een beslissing aangaande de op nieuw in te voeren belastingen slaande ontvangstposten, aangaande de daarop betrekking hebbende belastingsbepalingen, evenals aangaande al de overige door de provincieraden van hogergenoemde provincies in de buitengewone zittingen van 4 en 5
Januari 1916 genomen besluiten, wordt, daar een verder onderzoek nodig is, krachtens art. 88 van de provinciewet, tot 1 Juli 1916 verlengd. Brussel, den 2n Februari 1916.
NUMMER. 175.
9. FEBRUARI 1916.
Art. 1. De in 1916 te innen bijdrage ten laste der ondernemers, die op 31 December 1915 niet ontslagen waren van de verplichte storting in het waarborgfonds, voorzien hij art. 10 en 20 uit de wet van 2A December 1903, betrekkelijk de vergoeding voor werkongevallen, is vastgesteld op den grondslag een taks van 4 frank per onderneming, die onder de bepalingen van bedoelde
wet valt, en een taks van 1 frank voor iedereen in een dergelijke onderneming in dienst zijnde arbeider.
Art. 2. Deze Verordening zal vanaf hare bekendmaking bindend zijn.
Brussel, den 2n Februari 1916.
Art. 1. Het getal, de uitgestrektheid en de grenzen der omschrijvingen waarbinnen de afgevaardigden hij het toezicht van de steenkoolmijnen, krachtens de wet van 11 April 1897 benoemd, hun ambt uitoefenen, blijven vastgesteld zoals zij werden bepaald hij koninklijk besluit van 6 December 1912. Art. 2. De mandaten van de thans in bediening zijnde afgevaardigden bij het toezicht der mijnen worden, te rekenen van 28 Februari 1916, tot nader bericht verlengd.
Brussel, den 2n Februari 1916.
NUMMER. 175
9. FEBRUAR 1916.
BEKENDMAKING.
Met toestemming van den Heer Generaalgouverneur in België heb ik, overeenkomstig de Verordeningen van 17 Februari en 26 Augustus 1915, de in België bestaande hulphuizen der firma R. J. Dick, te Glasgow, onder dwangbeheer geplaatst en den Heer A, Dubbers ' tot dwangbeheerder benoemd,
Brussel, den 4n Februari 1916,
NUMMER. 176
12. FEBRUAR 1916
Verordening
Wie drukwerken bezit, die in strijd met de bestaande voorschriften, aan de censuur onttrokken werden, wordt met ten hoogste 3 jaar gevangenis en met ten hoogste 3000 mark boete of met één van beide gestraft, zoverre niet uit de omstandigheden blijkt, dat de bezitter aan het bezit van het drukwerk geen schuld heeft. De drukwerken zullen verbeurd verklaard worden.
Tot oordeelvellen zijn de krijgsrechtbanken en krijgsoverheden bevoegd.
Brussel, den 5n Februari 1916.
NUMMER. 177.